Over mij

Mijn naam is Renske Jansen, geboren in 1991 te Harderwijk.
Wie mij voor het eerst zou ontmoeten, zou niet snel aan mij opmerken dat ik een Indische kant heb. Stevig Hollandse bouw en lang blond haar.  
Mijn opa Andries Verhoeve was een Fries uit Leeuwarden en mijn oma werd geboren in Solo tegenwoordig het huidige Surakarta. Op familie foto’s vielen mijn broertje en ik altijd op omdat wij in tegenstelling tot mijn andere Indische familieleden blond waren. Niet gewoon blond bijna wit. Mijn opa noemde ons vroeger altijd zijn schaapjes. Als ik op een Pasar rondloop met mijn oma, moet ze vaak uitleggen dat ik toch echt haar kleindochter ben. 
Het was zelfs zo erg dat ik op de bassischool aan mijn moeder vroeg : ‘Mama ben ik wel van jou? In de klas geloven ze niet dat jij mijn moeder bent!’ 

Nu ik ouder ben en in de spiegel kijk zie ik het evenbeeld van mijn moeder terug. Echter de blonde variant dan. Want het enige waar mensen iets Indisch aan mij zien zijn soms mijn ogen of mijn neus. Oja, ik eet standaard rijst met een lepel.

Vroeger, toen ik klein was, vond ik het heerlijk om in de oude kast van mijn opa en oma rond te snuffelen. Ze hadden een paar schoenendozen vol foto’s. Er waren ook foto’s uit een land dat ik niet kende. Foto’s van mijn oma en haar tweelingbroer haar moeder in Sarong met een tropische achtergrond. 
Ik vroeg altijd naar de verhalen en soms kreeg ik ze te horen. Mijn oma is geen prater en nu nog steeds krijg ik met moeite de verhalen van toen te horen. 
‘We waren nog klein we weten er niks meer van, we leven nu en niet meer toen.’  
Hoewel mijn oma 14 jaar was toen ze in Nederland kwam, bleef ze zeggen dat ze niks wist. Daardoor verslond ik boek naar boek over Indië. Ik struinde met mijn moeder de pasar af naar Indische boeken en verhalen. Tot het moment daar was dat ik ze zelf begon te schrijven. Ik moest en zou het verhaal van mijn familie op papier zetten. Een klein artikel op een website zorgde er voor dat er zoveel reacties kwamen dat er uiteindelijk een boek met verhalen werd geschreven over de Indische gemeenschap van Harderwijk. Er kwam een boekpresentatie waar ik het eerste exemplaar in mijn handen kreeg. Er werd geroepen om een Kumuplan en die kwam er!  En toen was daar de Pasarmalam in Harderwijk. Dit jaar voor de 3e keer georganiseerd en waar enorm veel bezoekers op afkomen ieder jaar weer.

Alleen dat besef, elke keer als ik weer naar mijn oma kijk. Ze wordt 81 dit jaar. Oud ooms en tantes worden ouder. De eerste generatie is verdwenen de tweede generatie staat ook aan de afgrond van de geschiedenis. De verhalen van weleer, steeds is er minder kans om ze te verzamelen. 
Ik voel mij af en toe de verhalensprokkelaar. Steeds kan ik nog een stukje uit het vuur halen van de geschiedenis totdat alle verhalen voorgoed zijn opgebrand en in de vergetelheid zijn geraakt.  

Schrijven, totdat de verhalen op zijn, dat zal ik altijd blijven doen. En dan het liefste met een stuk spekkoek en een glas Tjendol ernaast!

De Moeder van Renske, Geeske Verhoeve

Mijn dochter, Renske Jansen, heeft dit verhaal geschreven.

Vluchteling uit Indië

Stel je voor je bent alles kwijt en je bent in een vreemd land. Het enige wat je nog hebt zijn een paar koffers met inhoud. Je denkt dat je van binnen in brand staat, omdat er rook uit je mond komt. Je weet niet dat dit komt door warmte van je adem die damp wordt door de kou en iedereen lacht je uit, maar jij bent alleen maar bang en moe van de enorme reis. Je begrijp niet goed wat er aan de hand is. Alles is grauw. Het ruikt niet zo lekker als in je thuisland en de mensen kijken donker en zien er anders uit.

Zo moet het ongeveer geweest zijn toen mijn oma eind 1950 voet op de Nederlandse bodem had gezet met haar ouders en zeven broertjes en zusjes. Ze was bijna 14 jaar toen ze in een klein pension terecht kwamen. Berooid met een getraumatiseerde vader omdat hij kapot was gemaakt door de Jappen. Een liefdevolle moeder die haar acht kinderen had beschermd als een tijgerin en nu haar glans en schoonheid verloren had. Ze hadden na het Jappenkamp nog maanden rond gezworven over de verschillende eilanden totdat ze haar man terug gevonden had. Ook al stond hij op de dodenlijst en zag hij er ook meer dood dan levend uit. Ze bleven maar kort bij elkaar want toen hij weer een geweer vast kon houden werd hij op pad gestuurd om bij het KNIL de opstand van de Inlanders neer te slaan.

Het normale leven keerde terug de kinderen gingen weer naar school en de toekomst zag er beter uit. Er werden zelfs weer kinderen geboren maar het geluk was van korte duur want Nederlands Indië moest worden teruggeven aan haar volk. Blijven dat wilde ze niet. Haar man weigerde om te vechten voor de Indonesiërs. In Nederland zouden ze het goed hebben. Haar man kon perfect Nederlands en beter schrijven dan menig andere Hollander. Waarom blijven in het land, dat haar zoveel pijn had gedaan?

Ze verlieten het mooie huis, nemen afscheid van de baboe en de andere hulpen. Weg gaan ze, een vluchtroute via Bali en Surabaya en de bergen bij Jakarta, alles achterlatend wat ze weer hadden opgebouwd en voor de zoveelste keer opnieuw beginnen. In een koffer zit het meest kostbare bezit en de foto’s. Ze heeft er huisraad voor moeten achterlaten; dat wat het kamp had overleefd en dat wat nu die lange reis naar Nederland vast ook zou overleven, dat alleen kon mee.
Foto's van een zorgeloos leven, jeugd foto’s van zich zelf, verlovingsfoto en de eerste foto's van de kinderen. Tempo Doeloe.

De meeste mensen die in die jaren naar Nederland vertrokken gingen met een schip, een lange vaart, die een aantal weken duurde. Dat ging niet op voor deze familie, de jongste was ziek en de reis zou hij nooit overleven. Na veel smeken en onzekerheid konden ze uiteindelijk opstappen in een omgebouwd leger vliegtuig een oude Dakota. Mijn oma heeft nooit meer willen vliegen sinds die reis. Het geronk van de motoren het schudden. Het plotseling ophouden van de motor. Het is niet voor te stellen hoe beangstigend het moet zijn geweest. Haar tweelingbroer ging ontzettend tekeer omdat zijn krekel was afgepakt die hij mee had genomen uit zijn geboorteland. De noodlanding in het oude Bagdad met een rare man met een tulband die haar wilde kopen van haar ouders.
En de landing in het koude Nederland waar het vroor en dat kenden ze al helemaal niet.

Nederland, was dit Nederland? Kinderen die je uitlachen omdat je donker bent, norse mensen die alleen maar aan zich zelf denken. 'Ja wij hebben ook honger gehad hoor!' De onmacht van haar vader, die trotse man, die nu ineens in rang werd verlaagd. 'Ja je kunt geen Nederlands!' werd er geroepen door de Nederlanders. Haar vader die haar verbood om Maleis te spreken, die je op je kop gaf als je de D of de T op de verkeerde plek zette. Hoe is het mogelijk dat ze zo behandeld werden? Over de oorlog werd niet meer gesproken, ze waren nu Nederlanders en ze moesten zich aanpassen. Bijna geruisloos gingen ze op in Holland . Ze moesten alleen eerst nog flink bedonderd worden, discriminatie ondergaan en de heimwee doorstaan. Ze hebben geen kik gegeven.
Nu 60 jaar later ben ik de vierde generatie. Mijn oma is nu geen 14 meer maar een oudere dame van 76. Haar moeder is overleden op haar 70e en was door pijn en verdriet verteerd. Drie kinderen verloren waaronder haar oudste dochter Liesje, een paar jaar nadat ze in Nederland aangekomen waren, die alles met haar had meegemaakt. Toch was zij de leeuwin van de familie. Ze ging nooit zitten - een gewoonte die volgens mij is overgaan op haar dochter mijn oma - en later op mijn moeder. Ze trouwde met haar grote liefde Andries Verhoeve, mijn opa een grote blonde Fries, die ook vijf jaar in Indonesië had gezeten in militaire dienst tijdens de politionele acties. Het toppunt van integratie in de Nederlandse maatschappij. Hoewel ik blond ben en er Nederlands uit zie heb ik nooit de afkomst van mijn moeders familie verloochend. Mijn oma daarentegen zegt altijd dat ze niet Indisch is, ze is een Harderwieker. Zo is het er ingestampt. Toch zou ik net als mijn moeder, mijn kinderen leren over hun Indische afkomst. Met al de foto's die mijn overgrootmoeder Engelbertha Jacobs heeft mee genomen i.p.v. haar andere kostbare bezittingen.

De man zonder erkenning

Dit stuk heb ik geschreven in december 2012. Naar aanleiding van de vele reacties op mijn verhaal wat mijn moeder plaatste, zal ik wat meer verhalen delen. Op dat het nooit vergeten wordt!

Mijn overgrootvader heb ik maar kort gekend. Ik herinner hem als een wat tengere oude man. Hij wist nooit mijn naam, ik dacht altijd dat hij een spelletje met me speelde. Later weet je wel beter. Het is moeilijk voor te stellen dat het mijn overgrootvader is. Op de foto toen ik ongeveer vier jaar oud was. Een blond meisje bij een oude Indische man. Veel weet ik niet over mijn overgrootvader. Zijn naam was Ferdinand Jacobs geboren in Indonesië. Al vroeg belandde hij in het weeshuis van Pa van der Steur. Daar leerde hij mijn overgrootmoeder kennen. Ze trouwden en mijn overgrootvader werkte voor het KNIL.

In de Tweede Wereldoorlog raakte de familie van elkaar gescheiden. Mijn overgrootvader werd opgepakt en te werk gesteld aan de Birma spoorlijn. Mijn overgrootmoeder belandde met de kinderen na veel omzwervingen in een Jappenkamp. Veel kunnen mijn oud ooms en oma niet vertellen hierover omdat ze nog vrij klein waren. Mijn overgrootvader zelf heeft nooit iets verteld over het werk aan de Birma spoorlijn. Wel weet ik dat er strubbelingen waren tussen mijn overgrootmoeder en overgrootvader over de Jap. Mijn grootmoeder vond dat je niet alle Jappen over een kam mocht scheren, niet alle Jappen waren slecht. Er was een Jap geweest in het kamp die zorgde voor haar kinderen als ze aan het werk moest. Overgrootvader die had beduidend slechtere ervaringen met de Jap.
Om er achter te komen wat mijn overgrootvader Ferdinand Jacobs heeft mee gemaakt, heb ik contact gezocht met de heer John la Gordt Dillié, een oud marinier. Deze man, die toch al bijna 90 jaar is, spreekt nog met zoveel overtuiging en kracht alsof alles nog maar net gebeurd is. Wat hij mee gemaakt heeft, is bijna niet voor mogelijk te houden. Alles heeft hij opgeschreven in het boekje. “ Eens marinier,…”. Een voorbeeld wat ik hier uit haal is zijn liefde voor het Nederlands koninkrijk

Een stukje uit zijn boek (Eens marinier …)
Iedere ochtend stond ik bij de poort naar een mogelijkheid te zoeken voor een vluchtpoging want in het kamp kon ik niets doen, maar als ik eenmaal buiten zou zijn, dan kon ik verkleed als Indonesiër heel wat doen wat voor de vijand minder prettig zou zijn. Toen ik op een van de ochtenden weer bij de poort stond te kijken kwam de Japanse wachtcommandant naar mij toe en vroeg. “You go?” en zwaaide met zijn rechterhand naar buiten. Ik knikte, “Wait”.

Hij ging het wachtlokaal in, kwam terug met de Nederlandse vlag en spreidde die uit op de grond. Met zijn hand maakte hij een gebaar. Ik moest over de Nederlandse vlag lopen, de vrijheid in. Ik wees naar zijn linkerhand naar zijn revolver en met mijn rechter wijsvinger gestrekt tegen mijn rechter slaap. “Pang”. Ik wees daarna naar de vlag en zei: ”Never, ik ga liever dood”. Hij knikte en stuurde mij toen het kamp in met een schop onder mijn achterwerk. De schop onder het achterwerk was een licht begrip. Als de Jap je strafte, kwam je er niet zo gemakkelijk vanaf. "

De verbazing blijft me achtervolgen na het lezen van zijn boek. Hoeveel leed deze man heeft doorstaan als een jong jochie van 16 jaar. Altijd maar klaar staan voor anderen, eten afstaan, bij elk nieuw kamp weer helpen met het bouwen van een ziekenbarak en buiten bloot staan aan alle ellende van het oerwoud. Aan het einde van zijn relaas laat hij ook nog een enorm litteken zien waar hij toen een tropenzweer had opgelopen. “Wat kreeg u dan te eten toen u daar gevangen zat?”, vroeg ik , omdat ik natuurlijk wilde weten wat mijn overgrootvader kreeg. Mijn ooms vertelde dat hij erg dol was op varkensvet omdat ze dat vroeger kregen ten tijden van Birma. Meneer John vertelde: “We kregen erg weinig, ik zocht altijd naar insecten, van die dikke wormen, het was erg slijmerig maar voedzaam.” Als ik dat hoor walg ik, maar ik geloof zeker dat als je honger hebt dat je alles eet.

Het verhaal van mijn overgrootvader kwam wat meer op de achtergrond. De furie waarmee John vertelde was enorm. Toen hij uiteindelijk in Nederland kwam ging hij met pensioen. Eigenlijk wilde hij helemaal niet maar wat moest, dat moest. “Je hebt genoeg gedaan John”, werd hem verteld.

“Heeft u eigenlijk erkenning gehad?“, was mijn laatste vraag. John kijkt mij aan en staart in de verte alsof hij het allemaal opnieuw beleeft. “Er was geregeld dat ik een lintje zou krijgen van de Koningin, helaas is dat niet doorgegaan omdat de persoon die dit regelde plotseling stierf.
Elke nacht blijf ik er van dromen en hoor ik weer die stem, heb geduld John, je krijgt je eer nog wel”.

Zelf ben ik er stil van, iemand die zoveel heeft doorstaan, in elkaar geslagen is omdat hij niet over de Nederlandse vlag wilde lopen, helemaal niets krijgt? John die nog steeds helder van geest is, heeft te maken met gezondheidskwalen. Hij ziet bijna niets meer en begint doof te worden. Het laatste wat hij nog wil bereiken in zijn leven is die erkenning. Weinig mensen hebben het gehad, veel te weinig. Natuurlijk was er in de jaren 50, toen John terug kwam, veel gedoe in de maatschappij over de Indië kwestie. Anno 2012 moet het toch mogelijk zin om toch nog de eer te krijgen, die voor John en zoveel anderen zo belangrijk is. Ik hoop op de medewerking en hulp van alle Indische Harderwijkers (en omstreken) om de erkenning die John toekomt, voor elkaar te krijgen.

Helaas is John Richard La Gordt Dillie overleden op 11-09-2014 zonder de erkenning die hij verdiende.
De foto met het meisje dat ben ik. De marinier is John.

Renske Jansen

foto van Renske Jansen.

                                                           De foto met het meisje dat ben ik. De marinier is John.

Oma Hennie Verhoeven- Jacobs

OMA OP DE BMW...

Familie Bisschop 
Geschreven voor de Indische Harderwijkers

Hoe het begon
Met één stap over de drempel merk ik al op dat meneer Bisschop een kwieke man is. Als ik daarna hoor dat hij is geboren in 1922 kijk ik heel verrast. Gezegend met een jonge uitstraling geeft hij ons een rondleiding door zijn appartement. In de hal hangt een prachtige collectie foto's uit een ver verleden en in de woonkamer een mooie trouwfoto van een gelukkig ogend jong echtpaar, genomen in 1946 in Band-Jarmasin op Borneo, alwaar het huwelijk werd voltrokken.

Waar zal ik beginnen?
We springen terug in de tijd en belanden in het oude Harderwijk. De opa van meneer Bisschop gaat in 1893 op weg vanuit het Koloniaal Werfdepot Harderwijk richting Sumatra en belandt daar in Kotta Radja. Hij maakt daar kennis met een Indisch meisje, wordt verliefd en uit die verbintenis is de vader van meneer Bisschop geboren. Helaas overlijdt de moeder korte tijd na de bevalling en opa Bisschop raakt in moeilijkheden om de zorg van de nieuwe wereldburger op zich te nemen. Aangezien hij goed bevriend is met een getrouwde collega-militair, Agerbeek geheten, was die familie genegen om de kleine op te vangen en tegen een bepaalde vergoeding in de familiekring op te nemen. "Mijn opa heeft kort daarop ontslag uit het KNIL genomen en heeft slechts één keer kontact opgenomen met de familie Agerbeek en daarna is hij voorgoed verdwenen". De vader van meneer Bisschop is geheel in de familie Agerbeek opgegaan, maakte deel uit van het gezin en heeft niet beter geweten dan dat pa en ma Agerbeek zijn ouders waren.

OGB Design"Toen mijn vader op zijn 18e jaar in Batavia zijn eindexamen HBS moest doen, dienden wat officiële papieren te worden ingediend, onder meer een geboortebewijs. Het was toen dat pa Agerbeek mijn vader vertelde dat zijn biologische vader een Belg was en dat hij de familienaam Bisschop bezat, en wat zich daarvoor allemaal had afgespeeld. Het moet voor mijn vader op dat ogenblik een grote schok geweest zijn en het heeft een tijd geduurd om aan de nieuwe situatie te wennen". De vader van meneer Bisschop is na zijn eindexamen naar Nederland vetrokken om aan de Hogere Post School van de PTT te studeren, teneinde de mogelijkheid te verkrijgen om -bij gebleken geschiktheid- op te klimmen in de PTT-organisatie. De eerste plaatsing die hij in Indië kreeg was Hoofd van het postkantoor in Moeara-Enim een kleine plaats in de buurt van Palembang in Zuid-Sumatra. Op het postkantoor in Palembang heeft hij zijn vrouw leren kennen, die aldaar werkte. Uit dat huwelijk is een nieuwe generatie ontstaan en dat was meneer Bisschop, geboren in het hospitaal van Palembang.

Het verhaal gaat verder
Na een verblijf van enkele jaren, volgde de eerste overplaatsing en wel naar Bandung. De eerste levensjaren zijn in Bandung normaal verlopen. In 1927 had de vader van meneer Bisschop recht op 9 maanden Europees Verlof. Het verlof werd grotendeels in Den Haag doorgebracht. Veel kan meneer Bisschop zich hier niet van herinneren. Wanneer men terug keerde naar Indië hoorde je de nieuwe bestemming. Dit keer was het Padang op Sumatra's Westkust. "Daar ben ik in de eerste klas van de lagere school begonnen". De broer van meneer Bisschop is in Padang geboren. Na een verblijf van 2 jaar werd de vader van meneer Bisschop overgeplaatst naar Batavia. Het was in die tijd dat de moeder van meneer Bisschop de neiging had om maar kort in een huis te wonen om daarna weer te gaan verhuizen. “Je kon voelen als het weer zover was en dan was het weer dat we de boodschap kregen om na schooltijd niet naar het oude huis te lopen”, aldus meneer Bisschop. De verhuizingen zijn oorzaak geweest dat meneer Bisschop op meerdere lagere scholen onderwijs heeft gevolgd.

In 1933 kon de vader van meneer Bisschop weer aanspraak maken op Europees Verlof en in april 1933 vertrok de familie met het schip de "Sibajak" naar Nederland. Zoals gebruikelijk ging de familie naar Den Haag. De jongens Bisschop gingen aldaar naar school en wel op de "Indische School", de geleid werd door de heer De Koning. Het leerplan was zodanig, dat het aansloot op de leerstof die op de scholen in Nederlands-Indië werd gegeven. De ouders gingen meermalen naar het buitenland en de jongens Bisschop logeerden dan bij kennissen. Eind 1933 was de verlofperiode ten einde en de terugreis op de "Johan van Oldenbarnelt" bracht de familie naar de nieuwe standplaats Medan op Sumatra's Oostkust. Meneer Bisschop is daar begonnen met zijn HBS-opleiding.

In 1936 volgde de volgende overplaatsing en wederom werd Batavia de standplaats voor de vader van meneer Bisschop. Door een paar verhuizingen in de stad heeft meneer Bisschop op twee HBS-en gezeten en wel op de "Prins Hendrik School" (PHS) en op de "Koning Willem III School" (KWIII).

In 1938 volgde de laatste overplaatsing. De vader van meer Bisschop, die inmiddels was bevorderd tot Inspecteur bij de PTT-dienst, werd geplaatst op het Hoofdbestuur in Bandung. "Het is daar dat ik de laatste HBS-jaren heb doorgebracht op het "Christelijk Lyceum" en waar ik in de laatste twee klassen met mijn latere vrouw heb gezeten, zodat wij ook samen in 1941 ons eindexamen hebben gehaald".

Een maand na het eindexamen is meneer Bisschop vanwege de dienstplicht KNIL-militair geworden en werd op de reserveofficiers opleiding geplaatst; korte tijd daarna werd hij ontheven van de opleiding om als bestuursambtenaar opgeleid te worden. De dreiging van een conflict met de Japanners hing in de lucht. Op militair gebied werden allerlei voorzieningen getroffen en geconstateerd kon worden dat het moreel hoog was, mede doordat er militaire verdragen waren met Engeland, Australië, Amerika en Nieuw-Zeeland voor een gezamenlijke verdediging. In december 1941 brak echter de oorlog met Japan uit.

Het waren verwarrende tijden. De inheemse bevolking heeft alle voorbereidingen van nabij kunnen aanschouwen, maar hadden kennelijk vertrouwen in het Nederlandse gezag. Doordat Japan met een enorme krijgsmacht Indië aanviel, was de weerstand al snel gebroken en de bezetting was een feit. Mensen zoals Duitsers en Italianen, die sinds mei 1940 in kampen waren opgesloten, herkregen nu hun vrijheid. Door de Japanse overwinning ging de inheemse bevolking overstag. Japan was hun bevrijder en de Nederlanders werden nu gezien als vroegere overheersers. Helaas hebben vele Indonesiërs hun nieuwe vrijheid met veel ellende moeten bekopen doordat zij in heel Azië onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken voor de nieuwe gezagshebbers.

Het KNIL was in maart 1942 in elkaar gestort en een ongeorganiseerd geheel kwam ervoor in de plaats. De Japanners beschouwden de KNIL-militairen als krijgsgevangenen en werden achter prikkeldraad opgesloten, daarna volgden leden van het bestuursapparaat. Mannen en vrouwen van Nederlandse nationaliteit werden in gevangenissen en/of kampen ondergebracht en daarna volgden verschillende groeperingen zoals bijvoorbeeld de vrijmetselarij.

OGB DesignAlle inheemse militairen werden niet als krijgsgevangenen beschouwd en werden derhalve niet opgesloten. In het KNIL waren ook beroepsmilitairen afkomstig uit Suriname. De Japanners wisten niet zo goed wat ze met deze mensen aan moesten. Ze mochten gaan maar 90% van de Surinamers hebben hieraan geen gevolg gegeven en zijn net als alle anderen krijgsgevangenen geworden, mede uit solidariteit met onze Koningin. Meneer Bisschop was op dat moment krijgsgevangene in Bandung en de Japanners probeerden daar een tweespalt te krijgen en wensten een splitsing in Nederlanders en Indische Nederlanders. Meneer Bisschop behoorde tot een vriendenkring van acht man en zij besloten om zo veel mogelijk bij elkaar te blijven. Het was belangrijk om een keuze te maken. Zijn we "Indische" of "volbloed" Nederlanders? Ze besloten om kop of munt te gooien. Het lot bepaalde dat zij zich als volbloed Nederlanders zouden laten registreren, wat de Japanners zonder verdere controle accepteerden. De "Indische Nederlanders" werden overgebracht naar Tjimahi en korte tijd daarna werden de "Nederlanderse" krijgsgevangenen verplaatst naar Tjilatjap, een plaats gelegen aan de zuidkust van Midden-Java. Daar moesten zij in de haven werken als dwangarbeiders.

Op 3 januari 1943 werd de groep waar meneer Bisschop toebehoorde verplaatst naar Batavia, alwaar ze geruchten hoorden dat ze overzee zouden worden gebracht naar een onbekende bestemming. Hoewel de groep van acht had afgesproken om zo veel mogelijk bij elkaar te blijven, kon dit uitgangspunt niet worden nagekomen. Toen de groep vertrok kreeg meneer Bisschop en abces aan zijn voet en moest achterblijven, wat een triest gevoel van alleen-zijn met zich meebracht. Meneer Bisschop werd ingedeeld bij een andere groep en verscheept naar Singapore. In het POW-camp Changi werd gewacht op de volgende bestemming wat een week of drie heeft geduurd en uiteindelijk Thailand bleek te zijn. Op 18 april 1943 werden de krijgsgevangenen in goederenwagons gehesen en begon de treinreis naar Thailand. Met 30 man opgepropt in een goederenwagon, geen sanitaire voorzieningen, een stel sadistische bewakers, zo werden 5 dagen door Malakka gespoord. Na op 23 april geradbraakt op het eindstation te zijn aangekomen werd om 17.00 uur begonnen met een soort afvalmars om op de uiteindelijke plaats van bestemming te komen. Het was 's nachts lopen op een junglepad, 's ochtends rusten en dan weer lopen, 7 dagen heeft het geheel geduurd.

Midden oktober 1943 was de aansluiting van de spoorbaan tussen Burma en Thailand een feit en een groot deel van de mensen die aan de spoorweg hadden gewerkt werden overcompleet. De Japanners begonnen met de afvoer van krijgsgevangenen om elders werkzaamheden te laten verrichten. Een aantal mannen die nog recht van lijf en leden waren, werden naar Japan gestuurd en met die groep is meneer Bisschop uiteindelijk op 12 augustus 1944 in Yokaitchi in Japan op een groot industrieel complex tewerkgesteld.

15 augustus 1945
"Ja, dan zit je dan in Japan en dan hoor je dat de oorlog is afgelopen. Alles om je heen is kapot gebombardeerd en je zag hoe gedemoraliseerd de Japanners waren door al het geallieerde geweld”. De krijgsgevangenen hadden op het dak van de barakken met witte verf de letters POW (Prisoners of War) aangebracht. Op 26 augustus begonnen de eerste droppings van hulpgoederen en pamfletten. De opperbevelhebber van de geallieerde krijgsmacht, de Generaal MacArthur, had het Japanse opperbevel opdracht gegeven om de ex-krijgsgevangen naar verzamelplaatsen te brengen waarna zij door de Amerikaanse troepen zouden worden opgevangen. Meneer Bisschop werd met de andere bevrijde militairen met oorlogsschepen van de Amerikaanse Marine naar Tokio gebracht. "Wij voeren in linie de baai van Tokio in en daar lag de geallieerde oorlogsvloot voor anker. De kapitein van het schip waarop wij voeren, had geseind dat hij de eerste groep bevrijde militairen aan boord had. Wij voeren langs al die machtige oorlogsbodems waar de bemanningen ons toejuichten, alsof wij de oorlog hadden gewonnen. Het was fantastisch". De stem van meneer Bisschop trilt als hij dit verteld. In Japan verbleven circa 37.000 krijgsgevangenen, onder wie 7.000 Nederlanders. Voor hun opvang verzamelden de Amerikanen in allerijl personeel en materieel. Op 8 september 1945 arriveerden de eerste bevrijde militairen, waaronder meneer Bisschop in Manilla. Helaas was voor de opvang van de Nederlanders nog niets geregeld waardoor deze groep van 150 man voorlopig bij een Amerikaans militair onderdeel terecht kwam, die de mannen beschouwden als nieuw aangekomen versterking! Alles is echter goed gekomen, en uiteindelijk werden alle gerepatrieerde Nederlanders ondergebracht in het 5th Replacement Depot. Over de Amerikaanse inspanningen waren alle Nederlanders zonder uitzondering zeer lovend. "In het Amerikaanse kamp hebben we een keurige behandeling gehad. Uitstekend eten, per dag 3 fl. bier, snoep, sigaretten, elke avond een andere film, alles af! De Amerikanen waren zeer hoffelijk voor ons al die tijd. We werden met alles bijgestaan en werden zoveel mogelijk weer lichamelijk en geestelijk opgeknapt".

OGB DesignVanaf dat ogenblik begon het lange wachten omdat er geen informatie was wat men met de bevrijde militairen van plan was. Van het thuisfront werden alleen maar negatieve berichten ontvangen. Op het diplomatieke vlak was er onenigheid met de Britse overheid die niet wilde dat de mannen weer werden ingezet als volledige militairen van het KNIL, aangezien dat weer meespeelde met de opvattingen over de Indonesische vrijheidsstrijd. De Amerikanen drongen aan op de repatriëring van de 7.000 ex-krijgsgevangenen omdat zij de legeringruimte in hun kampen zelf nodig hadden. Van 7 november tot 6 december 1945 werden de ex-krijgsgevangenen naar Borneo gebracht. Meneer Bisschop bevond zich onder het eerste detachement dat met een Engels vliegdekschip naar Balikpapan op Oost Borneo zou worden gebracht. Het vliegdekschip heeft de mannen echter voor deze plaats aan land gezet. "Het was een kwalijke zaak om ons gewoon te droppen en er zat niet anders op dan met je plunjebaal op je nek langs het strand naar Balikpapan te lopen", merkte meneer Bisschop op. In Balikpapan zijn weer legerformaties gevormd. Uiteindelijk is meneer Bisschop met twee compagnieën in Bandjermasin in Zuid-Borneo terecht gekomen. De militairen waren in goede conditie en hadden de juiste wapens tot hun beschikking. Zij hebben toen geprobeerd om het leven in de stad weer op gang te brengen. De watervoorziening werd hersteld en het elektriciteitsnet werd weer opgestart.

Meneer Bisschop kreeg in die tijd via correspondentie frequent contact met zijn verloofde, die zich, na haar bevrijding uit het kamp, in Bandung bevond. Ondanks dat ze elkaar al vijf jaar niet meer hadden gezien, besloten ze te trouwen. De vrouw van meneer Bisschop heeft langs allerlei slinkse wegen kans gezien om naar Borneo te komen. "Die reis is een verhaal op zich!" zegt meneer Bisschop. Het verliefde koppel trouwde in februari 1946 en zij waren het eerste stel dat in Bandjermasin trouwde.

Meneer Bisschop vervolgde uiteindelijk zijn opleiding tot officier in Bandung en werd vader van een zoon. Helaas is hij bij de geboorte niet aanwezig geweest, want een dag na de geboorte van zijn zoon begonnen de politionele acties in juli 1947 en was hij reeds vertrokken door deelname aan een bijzondere militaire operatie. Gelukkig kon hij kort daarop met verlof naar Bandung gaan waar hij voor het eerst zijn zoon zag die inmiddels al een maand oud was.

Kort daarop is meneer Bisschop overgeplaatst naar Padang, waar hij in 1927 met zijn ouders had gewoond, nadat zij van Europees Verlof waren teruggekeerd. Aan de 2e politionele actie, die in december 1948 plaats vond, werd ook door meneer Bisschop in West-Sumatra meegemaakt. Uiteindelijk ontwikkelde zich op het politieke front een situatie die uitmondde in de overdracht van de soevereiniteit aan de Republiek Indonesia en die zou bestaan uit een federatie van staten op de verschillende eilanden en als zodanig de Verenigde Staten van Indonesia zouden vormen. Eén van die staten zou uit West-Sumatra bestaan, met als hoofdstad Padang. De familie Bisschop zou naar Nederland vertrekken, toen enkele dagen vóór hun vertrek zij bezoek kregen van enkele hoge officieren van het KNIL, die hun (onder geheimhouding) mededeelden dat de voorman van de federatieve beweging van West-Sumatra zich met zijn echtgenote in Nederland bevond voor besprekingen. Hij had vanuit Padang van anti federalisten brieven ontvangen waarmee hij met de dood werd bedreigd. De Nederlandse overheid had hem geadviseerd in Nederland te blijven. Het probleem was echter dat hun dochter van 4 jaar nog in Padang bij familie verbleef. De vraag die aan de familie Bisschop werd gesteld was of zij genegen waren om die dochter onder hun hoede naar Nederland mee te nemen. Na hierop instemming van de familie te hebben verkregen, hebben de autoriteiten gezorgd dat de familie naast hun eigen zoon een "dochter" hadden waarmee zij in december 1949 naar Nederland zijn vertrokken. Aangezien het meisje alleen maar Maleis sprak was het voor haar gelukkig dat ze tenminste tegen de familie zich kon uiten en verstaan werd. De reis naar Nederland werd met de "Oranje" gemaakt. Het was haar eerste vaart na de oorlog als passagiersschip en de passagiers hebben het als een luxe reis ervaren.

Toen de familie in Amsterdam, in de sneeuw, aankwam stonden de ouders van het meisje aan de kade en hebben daar hun dochter in de armen kunnen sluiten. De familie Bisschop heeft daarna nooit meer iets over het meisje gehoord. "Toch is het jammer dat ik haar nooit meer heb gezien, ze moet nu over de 60 jaar zijn", zegt hij met een vleugje weemoed.

In Nederland
De familie trekt eerst in bij de schoonmoeder van meneer Bisschop en vanuit daar krijgen ze als snel een klein huis in Amsterdam. Dit was erg prettig omdat meneer Bisschop in het garnizoen Amsterdam werd geplaatst. Mevrouw Bisschop heeft het in de begintijd niet altijd makkelijk gehad met het zich aanpassen aan de veranderde levensomstandigheden. Veel vrienden besloten Nederland vaarwel te zeggen om een nieuw bestaan te vinden in Amerika of Australië. Alhoewel het verlangen om te emigreren aanwezig was, werd toch berust in de nieuwe situatie die een vast inkomen en een dak boven het hoofd bood. In Amsterdam werd in 1955 een dochter geboren. In 1958 werd meneer Bisschop overgeplaatst naar Den Haag waar in dat jaar de tweede zoon werd geboren. Meneer Bisschop werd hierna nog enkele malen overgeplaatst naar andere onderdelen, maar die waren altijd bereikbaar vanuit Den Haag zodat er niet opnieuw verhuisd hoefde te worden.

OGB DesignMeneer Bisschop is nog steeds in militaire dienst en wordt dan in 1969 naar Amerika overgeplaatst om tewerkgesteld te worden op de Nederlandse Ambassade in Washington DC. Het gezin met de twee jongste kinderen vestigt zich dan in de omgeving van Washington. Na een aantal jaren volgt de overplaatsing naar de Generaal Spoorkazerne in Ermelo en vestigt de familie zich in Harderwijk. De laatste overplaatsing naar Den Haag volgt en in 1977 verlaat hij de militaire dienst en komt een einde aan een 36-jarig verblijf in de Nederlandse Krijgsmacht.

Gepensioneerd
De nog steeds in goede gezondheid verkerende heer Bisschop besloot zijn zoon, die tandarts was, te helpen bij de administratieve verwerking van alles wat met de praktijk te maken had. Hij heeft daar vijf jaar gewerkt totdat het geheel geautomatiseerd werd. Toch kon hij niet rustig thuiszitten. Hij ontmoette een collega uit de militaire dienst die apotheker was in Apotheek Tweelingstad en iemand nodig had voor de administratie in de apotheek. Aangezien de apotheker wist dat meneer Bisschop dat soort werk eerder had gedaan, werd de zaak beklonken en heeft meneer Bisschop daar nog eens 5 jaar dat werk ter hand genomen.

Uiteindelijk was het welletjes, ze waren ondertussen verhuist naar de Vondellaan in Harderwijk en hebben de vrijgekomen tijd benut om reizen naar het buitenland te maken. Twee keer heeft de familie de reis naar Indonesië gemaakt om herinneringen uit het verleden gestalte te geven. Ook een reis naar Thailand is gemaakt om plekken die herinneringen hebben achtergelaten te ervaren. De tweede keer naar Indonesië is op verzoek van de kinderen en kleinkinderen gedaan en hebben deze tweede en derde generatie van de familie kennis kunnen maken met de "Gordel van Smaragd". De kinderen en kleinkinderen hebben genoten van alles wat ze hebben gezien, doch hun ouders is het erg tegen gevallen, het land was opvallend Islamitisch geworden en alle plekken waar het verleden zich heeft afgespeeld waren er niet meer. In Bandung stond nog wel het geboortehuis van de oudste zoon. Hij heeft het als indrukwekkend ervaren en heeft als aandenken wat aarde uit de tuin geschept en meegenomen naar Nederland.

Helaas is mevrouw Bisschop in 1999 op 77-jarige leeftijd overleden en is een nieuwe levensfase van meneer Bisschop ontstaan. Na nog een paar jaren gewoond te hebben in zijn huis aan de Vondellaan besloot hij in 2006 te verhuizen naar zijn huidige appartement in Drielanden.

Wensen
"Nee, die heb ik niet meer. Terugkijkend heb ik een memorabele, fijne jeugd gehad in het vroegere Nederlands-Indië en een fantastisch kleurrijk leven daarna, waarvoor ik heel dankbaar ben. Het leven is nu wat saai geworden, het is mooi geweest". Het gesprek was voor mij een bijzonder levensverhaal.

Onderzoek gedaan naar de grootvader
Toen de soevereiniteit over Nederlands-Indië aan de Indonesische overheid een feit was, ontstond er een uittocht van mensen die allemaal tot uiting wensten te brengen dan ze via voorouders Nederlanders waren en derhalve over een Nederlands paspoort wensten te beschikken. Voor veel Indische Nederlanders leverde dat nogal eens problemen op. Zo ook voor de ouders van meneer Bisschop, die zich in 1950 in De Haag hadden gevestigd. Toen zij voor een reis naar Parijs een paspoort aanvroegen moesten zij een formulier invullen waarin o.a. ingevuld moest worden waar de voorouders vandaan kwamen. Aangezien de vader van meneer Bisschop dat niet wist, was eigenlijk het enige wat hij wél kon vertellen dat zijn vader KNIL militair was geweest en uitgezonden was vanuit Harderwijk. Kennelijk hebben de autoriteiten intensief onderzoek gedaan naar de paspoortaanvraag, want het resultaat was, dat toen de vader van meneer Bisschop zijn paspoort en dat van zijn vrouw op het gemeentekantoor kwam ophalen, te horen kreeg dat het paspoort niet onder de naam BISSCHOP maar onder de naam ROELANDS was ingevuld. Toen de vader van meneer Bisschop bij de aanvraag van het paspoort had aangegeven dat zijn vader KNIL- militair was geweest, heeft men navraag gedaan bij het Departement van Defensie en daar heeft men in het stamboek van het KNIL de naam aangetroffen van een Belg, die ROELANDS heette, maar zich onder de (valse) naam BISSCHOP had in laten inschrijven, en met die naam verder is gaan leven zolang hij in dienst was van het KNIL. Bij de ouders van meneer Bisschop is dit als een dreun overgekomen. Er is toen van hun kant protest aangetekend en dank zij het feit dat de vader van meneer Bisschop nog beschikte over zijn originele geboortebewijs, waarop de naam BISSCHOP stond, kon de zaak teruggedraaid worden en is de naam BISSCHOP officieel komen vast te staan. "Mijn vader heeft het nooit gewild dat wij in het verleden zouden gaan speuren, maar vele jaren na zijn overlijden hebben wij toch een poging ondernomen om, met de gegevens die wij van het Departement van Defensie hadden gekregen dat hij in Gent was overleden, iets meer over het verleden van de man te krijgen. Via het gemeentehuis van Gent hebben wij vernomen dat hij alleen onder de naam ROELANDS bekend was, in 1936 was overleden, twee maal getrouwd was geweest en begraven was op de begraafplaats in Gent. Wij hebben het hierbij gelaten en onbegrijpelijk gevonden dat hij nooit aandacht heeft geschonken aan het leven van zijn zoon, mijn vader", aldus meneer Bisschop.

foto van Renske Jansen.